twijg

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  twijg    (hulp, bestand)
  • IPA: /twɛix/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /tʋɛɪ̯χ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /tβ̞ɛːx/
    • (Limburg): /twɛɪ̯x/
Woordafbreking
  • twijg
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘tak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1336 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord twijg twijgen
verkleinwoord twijgje twijgjes

Zelfstandig naamwoord

detwijgv/m

  1. een dun buigzaam takje van een boom of struik
    • Manden kunnen ook van twijgen gevlochten worden. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord twijg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.