validiteit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  validiteit    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • va·li·di·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geldigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1597 [1]
  • Van het Engelse validity of het Franse validité, van het Latijnse 'validitas' met het achtervoegsel -iteit
enkelvoud meervoud
naamwoord validiteit validiteiten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

devaliditeitv

  1. geldigheid
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord validiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.