verstek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  verstek    (hulp, bestand)
  • IPA: /vərˈstɛk/
Woordafbreking
  • ver·stek
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘afwezigheid bij rechtszitting’ voor het eerst aangetroffen in 1551 [1]
  • Naamwoord van handeling van "versteken" «verbergen, verstoppen»
enkelvoud meervoud
naamwoord verstek verstekken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetversteko

  1. (juridisch) afwezigheid wanneer men verwacht wordt aanwezig te zijn
    • Hij is bij verstek veroordeeld. 
    • Hij liet verstek gaan. 
  2. (gereedschap) een niet-haakse hoek waaronder iets afgezaagd wordt
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord verstek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.