vervoeging

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vervoeging    (hulp, bestand)
  • IPA: /vərˈvuɣɪŋ/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /vər.ˈvu.χɪŋ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /vər.ˈvu.ɣɪŋ/
    • (Limburg): /vɛr.ˈvu.ɣɪŋ(g)/
Woordafbreking
  • ver·voe·ging
Woordherkomst en -opbouw
  • Verbaalsubstantief op -ing uit vervoegen, gevormd als leenvertaling van Latijn coniugātiō ‘verbinding, vereniging, stamverwantschap van woorden’.[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord vervoeging vervoegingen
verkleinwoord vervoeginkje vervoeginkjes

Zelfstandig naamwoord

devervoegingv

  1. (taalkunde) de flexie van een werkwoord onder invloed van persoon, getal, tijd, wijs
    • De vervoeging van het werkwoord werd door alle leerlingen fout gedaan. 
Synoniemen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vervoeging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.