visben

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  visben    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈvɪzbɛn/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • vis·ben
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord visben visbennen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

devisbenv/m

  1. (geschiedenis) mand om vis in te vervoeren en voor de verkoop aan te bieden
    • Meisjes, die de visben dragen
      van Ter Hei af naar Den Hage,
      komen hier voorbij de deur.
      Hieruit nemen wij de keur
      van de rond- en van de platvis,
      vis, die zonder dit of dat is.
       [2]

Gangbaarheid

  • Het woord visben staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
9 %van de Nederlanders;
18 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.