ben

Niet te verwarren met: Ben

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ben    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɛn/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • ben
Woordherkomst en -opbouw
v/m mand enkelvoud meervoud
naamwoord ben bennen
verkleinwoord bennetje bennetjes

Zelfstandig naamwoord

debenv/m

  1. hoge gevlochten mand, vaak gebruikt voor het bewaren van vis of vruchten
m zoon enkelvoud meervoud
naamwoord ben baniem
(benee)
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

debenm

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) zoon
Schrijfwijzen
  • been (uitspraakvariant)
Verwante begrippen
Vertalingen
vervoeging van
zijn

Werkwoord

ben

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zijn
    • Ik ben hier! 
  2. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zijn na inversie
    • Ben je daar? 
Uitdrukkingen en gezegden

Gangbaarheid

  • Het woord ben staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

Angelsaksisch

Uitspraak
  • IPA: /beːn/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Proto-Germanische *bōniz.

Zelfstandig naamwoord

ben v

  1. gebed
  2. verzoek
  3. wonde
Overerving en ontlening

Deens

Uitspraak
  • IPA: /b̥eːˀn/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse bein.

Zelfstandig naamwoord

ben o

  1. been
  2. bot
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ben     benet     ben     benene  
genitief   bens     benets     bens     benenes  
Verbuiging

Verwijzingen

    Frans

    Uitspraak
    • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
    • IPA: /bɑ̃/
    Woordherkomst en -opbouw

    Tussenwerpsel

    ben

    1. wel

    Zelfstandig naamwoord

    ben m

    1. (spreektaal) broek
      «J’ai craqué un ben en l’essayant dans le magasin.»
      Ik heb een broek gescheurd toen ik hem paste in de winkel. [1]

    Verwijzingen

    Manx

    Uitspraak
    • IPA: /beᵈn/
    Woordherkomst en -opbouw
    • Afkomstig van het Proto-Keltische *benā.

    Zelfstandig naamwoord

    ben v

    1. vrouw

    Oudiers

    Zelfstandig naamwoord

    ben v

    1. vrouw
    Overerving en ontlening

    Turks

      ik  
      nominatief     ben  
      genitief     benim  
      datief     bana  
      accusatief     beni  
      locatief     bende  
      ablatief     benden  

    Persoonlijk voornaamwoord

    ben

    1. ik

    Zweeds

    Uitspraak
    • Geluid:  ben    (hulp, bestand)
    Woordafbreking
    • ben

    Zelfstandig naamwoord

    ben o

    1. been
    2. bot
    Verbuiging
    bens enkelvoud meervoud
      onbepaald bepaald onbepaald bepaald
      nominatief     ben     benet     ben     benen  
      genitief     bens     benets     bens     benens  
    Afgeleide begrippen
    • högerben, skenben, vänsterben
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.