viswater

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  viswater    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vis·wa·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord viswater viswaters
viswateren
verkleinwoord viswatertje viswatertjes

Zelfstandig naamwoord

hetviswatero

  1. water waarin men vist of waar zich vis ophoudt.

Gangbaarheid

  • Het woord viswater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.