water

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  water    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwatər/ (2 lettergrepen); /ˈʋaːtər/
Woordafbreking
  • wa·ter
Woordherkomst en -opbouw
1 en 2 enkelvoud meervoud
naamwoord water -
verkleinwoord - -
3 tot 7 enkelvoud meervoud
naamwoord water waters
wateren
verkleinwoord watertje watertjes

Zelfstandig naamwoord

hetwatero

  1. vloeistof die zelf helder is, zonder geur of smaak, maar waar veel andere stoffen gemakkelijk in opgaan
    1. (drinken) gebruikt als drank
      • Een mens kan geen dag overleven zonder water. 
     Er zou die dag namelijk pas na 32 kilometer water te vinden zijn, waardoor ik zeven liter water boven op mijn basisuitrusting mee moest sjouwen.[4]
    1. (scheikunde) vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)
      • Vaak wordt water gebruikt als oplosmiddel. 
  2. (meteorologie) regenwater; veel voorkomende neerslag
    • Er viel zodanig veel water op korte tijd dat de riolen het niet meer aankonden. 
  3. (enkel in het meervoud) stuk zee dat aan (g)een bepaald land toebehoort
    • We bevinden ons nu in internationale wateren. 
  4. (geologie) natuurlijke bedding waarin zich water bevindt
  5. (biologie) vloeistof in het lichaam (m.n. urine)
  6. doorzichtigheid of helderheid van een diamant
  7. golvende weerschijn van geweven stoffen
  8. (effectenhandel) obligatie zonder onderpand; leeg aandeel
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
  • boven water
  • kokend water
  • koud water
  • liter water
  • lucht/water-warmtepomp
  • onder water
  • schoon water
  • stromend water
  • te water
  • warm water
  • zout water
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen
Zie vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
wateren

water

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wateren
    • Ik water. 
  2. gebiedende wijs van wateren
    • Water! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wateren
    • Water je? 

Gangbaarheid

  • Het woord water staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Achterhoeks

Zelfstandig naamwoord

water

  1. (scheikunde) water; een geurloze, kleurloze en smaakloze vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)
Schrijfwijzen

Afrikaans

Uitspraak
  • IPA /ˈvɑːtər/   geluid 
enkelvoud meervoud
naamwoord water waters
Woordafbreking
  • wa·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] Afgeleid van het Nederlandse water
  • [B] Afgeleid van het Nederlandse wateren

Zelfstandig naamwoord

water [A]

  1. (scheikunde) water; een geurloze, kleurloze en smaakloze vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)
Afgeleide begrippen
  • waterlemoen

Meer informatie

Werkwoord

water [B]

  1. wateren, plassen, urineren; het via de blaas lozen van lichamelijke afvalstoffen in de vorm van vloeistof
Afgeleide begrippen

Bislama

Zelfstandig naamwoord

water

  1. water

Drents

Zelfstandig naamwoord

water

  1. (scheikunde) water; een geurloze, kleurloze en smaakloze vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)
Schrijfwijzen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  water    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwɔːtə(ɹ)/ (UK)
  • Geluid:  water    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwɔtɚ/ (US)
Woordherkomst en -opbouw
  • erfwoord Ontwikkeld uit het Oudengelse wæter, uit Germaans *wator-, verwant aan Nederlands water, enz.
Naar frequentie 364
enkelvoud meervoud
water waters

Zelfstandig naamwoord

water

  1. (scheikunde) water
  2. (aardrijkskunde) natuurlijke bedding waarin zich water bevindt
  3. mv (aardrijkskunde) (VK) rivier, binnenmeer, plas
  4. vloeistof in het lichaam
  5. doorzichtigheid of helderheid van een diamant
  6. een (transparante) vloeistof
  7. (anatomie) (VK: mv) (spreektaal) amniotische blaas, omgeven door een beschermende membraan of vlies
    «"As soon as I stood up, my water broke. It happened so fast. As soon as it happened, I was like, oh no, oh God. Please, please don't let me have this baby in a restroom," she told Inside Edition.»[1]
    "Toen ik juist opstond, braken mijn vliezen. Het gebeurde zo snel. Toen het gebeurde, dacht ik, oh nee, oh God. Alsjeblieft, alsjeblieft laat me niet in een toilet bevallen ," zei ze tegen Inside Edition.
  8. (effectenhandel) obligatie zonder onderpand; leeg aandeel
Uitdrukkingen en gezegden
  1. «Still waters run deep»
    stille wateren hebben diepe gronden
    «the waste of waters»
    troosteloze watervlakte
    «That story doesn't hold water
    Dat verhaal houdt geen steek.
vervoeging
onbepaalde wijs to  water 
he/she/it  waters 
verleden tijd  watered 
voltooid
deelwoord
 watered 
onvoltooid
deelwoord
 watering 
gebiedende wijs  water 

Werkwoord

water

  1. besproeien, besprenkelen.
    «Sally watered the roses.»
    Sally besproeide de rozen.
  2. water geven.
    «I need to go water the cattle.»
    Ik moet het vee water gaan geven.
  3. wateren, urineren.
    «He watered against the wall.»
    Hij plaste tegen de muur.
  4. tranen
    «Chopping onions makes my eyes water»
    Van uien te snijden gaan mijn ogen tranen.
Uitdrukkingen en gezegden

in hot water

  1. (figuurlijk) in verdrukking
    «Bikini brand Farron Swim in hot water over missing orders [2]»
    Bikinimerk Farron Swim in verdrukking over ontbrekende bestellingen

to be in hot water

  1. (figuurlijk) in verdrukking zijn

to get in hot water

  1. (figuurlijk) in verdrukking komen

to get into hot water

  1. (figuurlijk) in nauwe schoentjes brengen / in verdrukking brengen

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Kate Fowler
    “Mom Gives Birth in Gas Station Bathroom Alone, Dubbed 'Superwoman'” (19 juli 2121) op newsweek.com
  2. The Sydney Morning Herald, 30 december 2017
    'Another Shakuhachi': bikini brand Farron Swim in hot water over missing orders
    Schrijfster: Melissa Singer (geraadpleegd 2017-12-30)

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

water m mv

  1. (spreektaal) toilet [1]

Verwijzingen

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /waːtɐ(r)/ (Etsbergs)
Woordafbreking
  • wa·ter

Zelfstandig naamwoord

water o

  1. (scheikunde) water; een geurloze, kleurloze en smaakloze vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)
Verbuiging
Afgeleide begrippen
  • bibberwater
  • birkewater
  • blöswater
  • drinkwater
  • gróndjwater
  • hoeagwater
  • kletswater
  • móndjwater
  • oetwaetere
  • reukwater
  • ruukwater
  • selswater
  • sjaerwater
  • sjóttelewater
  • sókkerwater
  • spraekwater
  • stinkwater
  • vuurwater
  • waeterke
  • waterkrach
  • waterkroek
  • waterleijing
  • waterloos
  • waterluip
  • watermeule
  • watersjap
  • Watersjei
  • watersjroef
  • waterspeel
  • waterspeel
  • waterval
  • watervèrf
  • waterwaeg
  • waterzoeaj
  • wienwater
  • zaatwater
  • zeipwater

Middelengels

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Angelsaksische wæter

Zelfstandig naamwoord

water

  1. (scheikunde) water; een geurloze, kleurloze en smaakloze vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
  • waterlees
Overerving en ontlening

Middelnederduits

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

water o

  1. (scheikunde) water; een geurloze, kleurloze en smaakloze vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)
Overerving en ontlening

Verwijzingen

Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
nominatief waterwatre
genitief waterswatre
datief water, watrewatren
accusatief waterwatre

Zelfstandig naamwoord

water o

  1. (scheikunde) water; een geurloze, kleurloze en smaakloze vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)
Schrijfwijzen
  • wāter
Overerving en ontlening

Verwijzingen

Nedersaksisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudsaksische watar, via het Middelnederduitse water
enkelvoud meervoud
naamwoord water waters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

water o

  1. (scheikunde) water; een geurloze, kleurloze en smaakloze vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)
Schrijfwijzen

Meer informatie

Oost-Fries

Zelfstandig naamwoord

water

  1. (scheikunde) water; een geurloze, kleurloze en smaakloze vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)
Schrijfwijzen

Sallands

Zelfstandig naamwoord

water

  1. (scheikunde) water; een geurloze, kleurloze en smaakloze vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)
Schrijfwijzen
  • wäter

Twents

Zelfstandig naamwoord

water

  1. (scheikunde) water; een geurloze, kleurloze en smaakloze vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)

Veluws

Zelfstandig naamwoord

water

  1. (scheikunde) water; een geurloze, kleurloze en smaakloze vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)
Schrijfwijzen

Wymysoojs

Zelfstandig naamwoord

water o

  1. (meteorologie) bliksem; lichtgevende stralen die uit de hemel barsten bij onweer ten gevolge van een elektrische ontlading
Schrijfwijzen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.