vlam

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vlam    (hulp, bestand)
  • IPA: /vlɑm/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • vlam
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tongvormig verbrandingsverschijnsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord vlam vlammen
verkleinwoord vlammetje vlammetjes

Zelfstandig naamwoord

devlamv/m

  1. kleinste vorm van vuur
  2. (figuurlijk) iemand waar men verliefd op is
     In het huidige seizoen komt, naast het liefdesgeluk van Gerda en Klaas, ook de nieuwe vlam van kapper Teun Föhn voorbij. Genoeg luchtige en vrolijke onderwerpen dus. ,,Over de schaduwkant van Urk willen we het juist niet hebben. Die kant komt in de media al zo vaak naar voren”, verklaarde Wong bij aanvang van het vierde seizoen.[2]
Uitdrukkingen en gezegden
  • in vlammen opgaan
  • vlam vatten
in brand vliegen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
vlammen

vlam

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vlammen
    • Ik vlam. 
  2. gebiedende wijs van vlammen
    • Vlam! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vlammen
    • Vlam je? 

Gangbaarheid

  • Het woord vlam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.