volksziel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: volksziel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- volks·ziel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van volk zn en ziel zn met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | volksziel | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de volksziel v / m
- het (vermeende) karakter van een bevolkingsgroep; het denken en streven van een volksmassa
- ▸ Hij ging om er een week of twee uit te rusten en om er in het allerheiligste, in de schoot van het volk zelf, te genieten van dit openbloeien van de volksziel, waaraan hij en alle bewoners van de beide hoofdsteden en andere steden geen ogenblik twijfelden.[2]
- ▸ De bar genoot vooral in de jaren '50 en '60 - toen de broers Jaap en Arie Valkhoff het etablissement uitbaatten - naam en faam als dé plek waar de Rotterdamse volksziel het best was geconserveerd.[3]
Synoniemen
- volkskarakter
Gangbaarheid
- Het woord volksziel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Anna Karenina” (1877), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028276062
- ↑ Weblink bron Arno Gelder“De Oase Bar: een avondje Rotterdams topamusement” (11-01-2017), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.