voorbode
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: voorbode (hulp, bestand)
- IPA: /ˈvorbodə/
Woordafbreking
- voor·bo·de
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voor en bode
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorbode | voorbodes voorboden |
verkleinwoord | voorbodetje | voorbodetjes |
Zelfstandig naamwoord
de voorbode m (de)
- (beroep) (letterlijk) bode die vooruitgestuurd is om de komst van iets of iemand aan te kondigen, voorloper ,aankondiger
- De voorbode kondigde de komst van de koning en de koningin aan.
- (figuurlijk) iets dat het naderen van een feit in de toekomst bekend maakt, voorteken
- De herfst kan als de voorbode van de winter gezien worden.
Vertalingen
1. vooruitgestuurde bode (letterlijk)
Gangbaarheid
- Het woord voorbode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voorbode" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.