voorrem

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  voorrem    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • voor·rem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorrem voorremmen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

devoorremv/m

  1. mechanisme dat de snelheid van een voorwiel vermindert
    • Een 26-jarige Almeloër is maandagavond rond half negen gewond geraakt. Hij maakte een proefrit op een scooter die hij aan het opknappen was om er wedstrijden mee te rijden. De gashendel bleef tijdens die rit vastzitten, waarna de man met de voorrem remde. Als gevolg hiervan vloog hij over het stuur van zijn scooter en viel op het wegdek. [1] 
    • Op een camping in het Drentse Witten, in de buurt van de TT Assen, ging het ook mis. Een 23-jarige man en 22-jarige vrouw raakten gewond toen de motor waarop ze zaten in brand vloog. Dat gebeurde toen de man met zijn motor een zogenoemde burn-out wilde maken door de voorrem vast te houden en de achterband te laten spinnen. [2] 
    • "Grasbaan is wel leuk, maar als je het niet veel doet knijp je vergeefs in de voorrem. Die je dus niet hebt." [3] 
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord voorrem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.