rem

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rem    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • rem
enkelvoud meervoud
naamwoord rem remmen
verkleinwoord remmetje remmetjes

Zelfstandig naamwoord

deremm

  1. (techniek) een mechanisme dat iets vertraagt of tot stilstand brengt
    • De remmen van zijn fiets waren kapot. 
  2. eenheid van ioniserende straling
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
remmen

rem

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van remmen
    • Ik rem. 
  2. gebiedende wijs van remmen
    • Rem! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van remmen
    • Rem je? 

Gangbaarheid

  • Het woord rem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Indonesisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Het is een van de Indonesische woorden van Nederlandse oorsprong.

Zelfstandig naamwoord

rem

  1. rem

Werkwoord

rem

  1. remmen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.