voorstoel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  voorstoel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • voor·stoel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorstoel voorstoelen
verkleinwoord voorstoeltje voorstoeltjes

Zelfstandig naamwoord

devoorstoelm

  1. de stoel vooraan van iets (meestal in een auto of op een fiets)
    • Ik heb twee kinderstoeljes op mijn fiets een voorstoeltje voor de jongste en een achterstoeltje voor de oudste. 
    • Ik zit naast mijn vrouw die autorijdt op de voorstoel in de auto 

Gangbaarheid

  • Het woord voorstoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
68 %van de Nederlanders;
51 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.