vr.

Niet te verwarren met: vr, VR

Nederlands

Uitspraak
  • [A] Geluid:  vrijdag    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈvrɛidɑx/
  • [B] Geluid:  vrouwelijk    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈvrɑuwələk/
  • [C]Geluid:  voor    (hulp, bestand)
    • IPA: /vor/
Woordafbreking
  • vr.
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

[A]devr.m

  1. (afkorting), (tijdrekening), (dag) vrijdag, de vijfde dag van de werkweek
    «De vergadering is vr. 14 aug. a.s.»
    De vergadering wordt op vrijdag 14 augustus aanstaande gehouden.
Opmerkingen
  • Echte afkortingen worden als regel met een punt geschreven, maar in opsommingen waar uit de context al duidelijk is dat het om de naam van een weekdag gaat is het gebruikelijk om de punt weg te laten: vr [1].
Schrijfwijzen
stellend
onverbogen vr.
verbogen -

Bijvoeglijk naamwoord

'[B] vr.

  1. met betrekking tot vrouwen
  2. (taalkunde) met of horend bij vrouwelijk woordgeslacht
     Mens is uitsluitend m., maar persoon is m. en vr.[2]
Synoniemen

Voorzetsel

[C] vr.

  1. voor
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord vr. staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Afkortingen van de dagen van de week op website: taaladvies.net; geraadpleegd 2016-10-26
  2. Weblink bron
    C.G.N. de Vooys
    Kroniek en kritiek. Moeielikheden bij de ‘bepaling’ van het mannelik en vrouwelik woordgeslacht. in: De Nieuwe Taalgids., jrg. 26 nr. 3 (1932), J.B. Wolters, Groningen / Den Haag / Batavia, p. 142
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.