vrij.

Niet te verwarren met: vrij

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vrijdag    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈvrɛidɑx/
Woordafbreking
  • vrij.
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

devrij.m

  1. (afkorting), (tijdrekening), (dag) vrijdag, de vijfde dag van de werkweek
    «De vergadering is vrij. 14 aug. a.s.»
    De vergadering wordt op vrijdag 14 augustus aanstaande gehouden.
Opmerkingen
  • Echte afkortingen worden als regel met een punt geschreven, maar in opsommingen waar uit de context al duidelijk is dat het om de naam van een weekdag gaat is het gebruikelijk om de punt weg te laten: vrij [1].
Schrijfwijzen

Meer informatie

Verwijzingen

Gangbaarheid

  • Het woord vrij. staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.