vrijhandel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vrijhandel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vrij·han·del
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘handel vrij van overheidsbelemmeringen’ voor het eerst aangetroffen in 1851 [1]
  • samenstelling van  vrij  en  handel 
enkelvoud meervoud
naamwoord vrijhandel -
verkleinwoord vrijhandeltje -

Zelfstandig naamwoord

devrijhandelm

  1. (handel) vrije handel
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vrijhandel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.