vuurwapen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vuurwapen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈvyrwapə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- vuur·wa·pen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vuur en wapen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vuurwapen | vuurwapens |
verkleinwoord | vuurwapentje | vuurwapentjes |
Zelfstandig naamwoord
het vuurwapen o
- een wapen dat een kogel schiet met behulp van een chemische ontploffing
- ▸ Bij de inval werd een vuurwapen gevonden. Mogelijk is dat het wapen waarmee de moorden zijn gepleegd. Tussen 21 december en 2 januari werden drie oudere mannen doodgeschoten. Het gaat om mannen van 63, 58 en 81 jaar.[1]
- Geweren, pistolen en machinepistolen zijn vuurwapens.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord vuurwapen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vuurwapen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Verdachte schietpartijen IJsselmonde veertien dagen langer vast” (6-1-2025)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.