wapenzaal
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wapenzaal (hulp, bestand)
Woordafbreking
- wa·pen·zaal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wapen zn en zaal zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wapenzaal | wapenzalen |
verkleinwoord | wapenzaaltje | wapenzaaltjes |
Zelfstandig naamwoord
de wapenzaal v / m [1]
- ruimte in een gebouw waar men wapens herbergt
- ▸ Waarom zou zij dan niet naar de wapenzaal zijn gegaan, dat geweer hebben gepakt en hem hebben doodgeschoten?' 'Houd op, Tamarisk! Je wordt hysterisch.[2]
- ▸ Het Vaticaanse paviljoen in de wapenzaal van het arsenaal kreeg als thema "In den beginne - Schepping/Vernietiging/Herschepping". In de expo staan de eerste elf hoofdstukken van het bijbelse boek Genesis, met bekende verhalen zoals de Schepping of de zondvloed, centraal.[3]
Gangbaarheid
- Het woord wapenzaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Victoria Holt“Vlucht van de zeven zwaluwen” (1992), Saga, ISBN 9788726484892
- ↑ Weblink bron “Vaticaan voor het eerst met eigen paviljoen op Biënnale” (28-08-2013), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.