washuis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  washuis    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • was·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord washuis washuizen
verkleinwoord washuisje washuisjes

Zelfstandig naamwoord

hetwashuiso

  1. een publieke gelegenheid waar mensen hun was kunnen doen
    • De eerste Russische kustvaarders worden in december in de haven van Puttershoek verwacht. Tientallen schepen zullen tot 2009 afmeren aan de loswal langs de Oude Maas en de complete fabriek, installaties, het complete washuis en het snijmolenstation, overbrengen. [1] 
    • Midden in het woonblok stond een bad- en washuis, waren er twee goederenliften en had elke woning centrale verwarming en een stortkoker voor keukenafval. [2] 
Synoniemen
  • wasinrichting

Gangbaarheid

  • Het woord washuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Reformatorisch Dagblad 21-11-2007 Fabriek Puttershoek verhuist naar Rusland
  2. Reformatorisch Dagblad 04-09-2012 Monument volkshuisvesting gerenoveerd
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.