weekeinde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  weekeinde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • week·ein·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weekeinde
weekeind
weekeinden
weekeindes
verkleinwoord weekeindje weekeindjes

Zelfstandig naamwoord

hetweekeindeo

  1. (tijdrekening) periode van vrijdagavond tot en met zondagnacht
    • In het weekeinde loopt de temperatuur weer verder op. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • weekeinder
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
weekeinden

weekeinde

  1. aanvoegende wijs van weekeinden

Gangbaarheid

  • Het woord weekeinde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.