wegloop

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wegloop    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwɛxlop/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • weg·loop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wegloop
verkleinwoord

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

dewegloopm

  1. (sport) (atletiek) hardloopwedstrijd over verharde wegen
     Nick Van Peborgh heeft de goede vorm al vroeg te pakken. Met, in twee dagen tijd, winst in Dwars door Hasselt en de wegloop in Putte-Kapellen bewees de Antwerpenaar dat hij klaar is voor het crosseizoen.[1]
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
weglopen

wegloop

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weglopen
    • ... dat ik wegloop. 

Gangbaarheid

  • Het woord wegloop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Steven Carré
    “Nick Van Peborgh heeft de goeie vorm vroeg te pakken en mikt hij [sic!] vooral op het Belgisch kampioenschap veldlopen” (14 oktober 2011) op nieuwsblad.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.