wielewaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wielewaal    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwiləˌwal/ (3 lettergrepen); /'wiː.lə.wal/
Woordafbreking
  • wie·le·waal
Woordherkomst en -opbouw
  • van Middelnederlands wedewale, verdere herkomst onduidelijk, in de betekenis van ‘zangvogel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord wielewaal wielewalen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dewielewaalm

  1. (zangvogels) zwart-gele zangvogel, m.n. de Europese Oriolus oriolus  van de familie van Wielewalen en vijgvogels (Oriolidae )
    • De politie trof donderdagochtend buiten het bedrijfspand 395 dode vogels aan, voornamelijk tjiftjaffen en wielewalen. Tussen de honderden overleden dieren lagen ook drie vogels die de botsing hadden overleefd. Zij zijn overgebracht naar een opvangcentrum. De zwerm vogels had een reis van bijna duizend kilometer achter de rug.[4] 
    • Vanuit het ondoordringbare groene riet piept er iets. Schril, heel schril. Voer voor vogelaars, het moet hier wemelen van de wielewalen. Lichtblauwe libellen scheren in een sierlijke pas de deux over het wateroppervlak, een reiger klapwiekt met trage vleugels over. De lucht oogt vals-blauw, de zon brandt hard. Buienradar belooft dat de bakken regen nog even uitblijven.[5] 
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord wielewaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.