wig
Niet te verwarren met: whig |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wig (hulp, bestand)
Woordafbreking
- wig
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wig | wiggen |
verkleinwoord | wigje | wigjes |
Zelfstandig naamwoord
de wig v / m
- (gereedschap) een metalen of houten blok, met twee schuine kanten onder een scherpe hoek, waarmee men iets kan vastklemmen of kan kloven
- Hoe scherper of spitser de wig is, des te sterker de splijtwerking.
Schrijfwijzen
Verwante begrippen
Hyponiemen
- loonwig
Afgeleide begrippen
- wiggenbeen, wigparadox, wigstaart, wigvormig
Typische woordcombinaties
- Een wig drijven tussen ...
Meerdere personen of zaken tegen elkaar uitspelen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord wig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wig" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "wig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ wig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
enkelvoud | meervoud |
---|---|
wig | wigs |
Zelfstandig naamwoord
wig
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.