wintergraan
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wintergraan (hulp, bestand)
Woordafbreking
- win·ter·graan
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van winter zn en graan zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wintergraan | wintergranen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het wintergraan o
- graan dat men in de late zomer of herfst zaait en de winter kan doorstaan
- ▸ De winter zat al in de lucht, 's ochtends vroeg was de door de herfstregens doorweekte grond bevroren, het gras werd viltig en stak heldergroen af tegen de stroken van het door het vee platgetrapte bruine wintergraan, tegen de lichtgele stoppels van het zomergraan en de rode stroken boekweit.[2]
- ▸ Boeren in Duitsland denken dat de vorst onherstelbare schade toebrengt aan gewassen als wintergraan, wintergerst en koolzaad.[3]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord wintergraan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron “Tientallen doden door koudegolf Europa” (30-01-2012), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.