wisser

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wisser    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • wis·ser
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van wissen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord wisser wissers
verkleinwoord wissertje wissertjes

Zelfstandig naamwoord

dewisserm

  1. (gereedschap) voorwerp om mee te wissen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Bijvoeglijk naamwoord

wisser

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van wis

Gangbaarheid

  • Het woord wisser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.