woonblok

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  woonblok    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • woon·blok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord woonblok woonblokken
verkleinwoord woonblokje woonblokjes

Zelfstandig naamwoord

hetwoonbloko

  1. (bouwkunde) een groep aan elkaar vast gebouwde woningen
    • - Sindsdien is de landmacht verder uitgegroeid tot een staat-in-de-staat met een enorme bureaucratie, eigen universiteiten, ziekenhuizen, scholen, muziekkorpsen, dans- en toneelgroepen en dure woonblokken in de grote steden. Generaals met grote industriële en vastgoedbelangen in hun militaire regio’s konden zich decennia permitteren de instructies van de politieke leiding te negeren. [1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord woonblok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. NRC Oscar Garschagen 22 november 2016
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.