woonbond
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: woonbond (hulp, bestand)
Woordafbreking
- woon·bond
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van woon zn en bond zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woonbond | woonbonden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de woonbond m
- (economie) landelijke belangenorganisatie voor huurders
- ▸ De huurprijzen van nieuwbouwwoningen kunnen in de toekomst flink oplopen, ondanks plannen om de huren aan banden te leggen. Dat stelt de Woonbond, de belangenvereniging voor huurders.[1]
- ▸ De Woonbond, die opkomt voor de belangen van huurders, is ontevreden met de verduurzamingsresultaten. "Zelfs met een subsidieregeling komt de verduurzaming van de particuliere sector niet op gang", zegt een woordvoerder. "Het betekent dat huurders deze winter opnieuw niet geholpen zijn en dat voor hen de energierekening hoog blijft."[2]
Gangbaarheid
- Het woord woonbond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Woonbond: huur nieuwbouwhuis blijft duur, ook in nieuwe plannen De Jonge” (vrijdag 23 februari 2024, 17:11), NOS
- ↑ Weblink bron “Particuliere verhuurders gebruiken subsidiepotje voor verduurzaming nauwelijks” (zaterdag 21 oktober 2023), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.