zöster

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /zœstɐ(r)/

Zelfstandig naamwoord

zöster v

  1. (familie) zus
  2. (medisch), (religie) zuster
  3. non
  4. (verouderd) lerares, onderwijzeres
Verbuiging
Synoniemen
  • zösterse
  • zöster-wah
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.