zaagbek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zaagbek (hulp, bestand)
- IPA: /'zaɣbɛk/
Woordafbreking
- zaag·bek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zaag en bek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zaagbek | zaagbekken |
verkleinwoord | zaagbekje | zaagbekjes |
Zelfstandig naamwoord
de zaagbek m
- (eendvogels) Mergus benaming voor eendensoorten uit het geslacht Mergus die voornamelijk vis eten en een gekartelde snavelrand bezitten.
- 's Winters zijn zaagbekken vaak in Nederland te zien.
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord zaagbek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zaagbek" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.