zaaien

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zaaien    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zaai·en
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zaad strooien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zaaien
zaaide
gezaaid
zwak -d volledig

Werkwoord

zaaien

  1. overgankelijk zaad strooien
    • De tuinman ging de tuin zaaien. 
  2. overgankelijk veroorzaken of teweegbrengen
    • Hij wilde enkel onrust zaaien. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zaaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.