zaailing

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zaailing    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzajlɪŋ/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • zaai·ling
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van zaaien met het achtervoegsel -ling [1][2]
    • [2] mogelijk onder invloed van zaadling
enkelvoud meervoud
naamwoord zaailing zaailingen
verkleinwoord zaailingetje zaailingetjes

Zelfstandig naamwoord

dezaailingm

  1. (plantkunde) uit zaad opgekweekte plant, het stadium volgend op de kiemplant, waarin de eerste blaadjes verschijnen
    • Bij de opkweek van bosbomen wordt ook gebruikt gemaakt van zaailingen. 
    • Ik wied, ik volg mijn diepste wet
      als ik de naakte zaailing zet;
      ik richt mij op, ik buig mij neer.
      Een tuinman ben ik en niets meer.
       [3]
  2. (landbouw) vrouwelijke, zaaddragende plant van hennep of vlas
    Deze benaming houdt vooral verband met de hennepteelt voor vezels, omdat de vrouwelijke planten voor dat doel later werden geoogst.
    • Ook de tegenstelling tussen de geslachtsbenamingen zaailing (‘zaaddragend’) en gelling (‘onvruchtbaar’ dus ‘niet-zaaddragend’) berust derhalve op een logisch benoemingsprincipe. [4]
  3. (medisch) gezwel dat is ontstaan door kwaadaardige cellen die zich vanuit een oorspronkelijk gezwel door het lichaam hebben verplaatst
    • Er is eerder sprake van een multifocaal ontstaan dan van een "zaailing" of metastase. [5]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zaailing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
76 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.