zakpijp

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zakpijp    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzɑkpɛip/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • zak·pijp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zakpijp zakpijpen
verkleinwoord zakpijpje zakpijpjes

Zelfstandig naamwoord

dezakpijpv/m

  1. (muziekinstrument) een rietinstrument aangeblazen via een zak
    • In voorbije eeuwen was de zakpijp een belangrijk instrument in de muziek van de Lage Landen.  [3]
  2. (manteldieren) benaming voor zeedieren uit de orde Ascidiacea 
    • De ene lijkt op een abrikoos, de andere op een zuurstok, en beide hebben ook wel wat weg van een doedelzak. Deze wonderlijke mariene organismen behoren tot de zogeheten zakpijpen. [4] 
  3. hulpstuk aan de afvoer van kachels om een hoogteverschil tussen de uitlaatopening en de schoorsteen op te vangen
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord zakpijp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
58 %van de Nederlanders;
62 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.