zakpluis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zakpluis    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzɑkplœys/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • zak·pluis
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstelling van  zak zn "onderdeel van kleding om kleine dingen in mee te nemen"  en  pluis zn "vlok droge, lichte stof" 
enkelvoud meervoud
naamwoord zakpluis zakpluizen
verkleinwoord zakpluisje zakpluisjes

Zelfstandig naamwoord

hetzakpluiso

  1. (textiel) samengeklitte textielvezeltjes die ontstaan onderin bergplaatsen in kleren, zoals jaszakken en broekzakken
     Candace haalde een gekreukt stuk vochtig papier uit haar zak, samen met een stuk vuil zakpluis en een paar centen.[1]
     Hij haalde de pil uit zijn zak, helemaal onder de blauwe zakpluizen.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'zakpluis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Didi Oviatt (vert. Marlies Perman)
    “De zoektocht naar Maylee” (2020), Babelcube Inc.,, ISBN 9781071582398, hfst. 1
  2. Weblink bron
    Martine Leavitt (vert. Aleid van Eekelen-Benders)
    “Superhero” (2005), Lemniscaat Publishers, Rotterdam, ISBN 9789056376697, p. 33
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.