zaoterdig

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /zɔːtɐdɪx/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

zaoterdig m

  1. zaterdag
Verbuiging


Dagen in het Limburgs
maondig
maandag
dinsdig
dinsdag
woonsdig
woensdag
dónjerdig
donderdag
vriedig
vrijdag
zaoterdig
zaterdag
zönjig
zondag
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.