ziekengasthuis
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ziekengasthuis (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zie·ken·gast·huis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zieke zn en gasthuis zn met het invoegsel -n- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ziekengasthuis | ziekengasthuizen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het ziekengasthuis o
- (medisch) (verouderd) ziekenhuis
- ▸ Gewerkt in: Ziekengasthuis Gorinchem, Protestants Ziekenhuis Den Bosch, verzorgingstehuis Wijkestein, psychiatrisch ziekenhuis Zon en Schild, ambulancedienst Timmermans, thuiszorg bij Zorgplein Maaswaarden[2]
- ▸ De kwetsbaarste patiënten vertrekken als eersten vanaf 5.00 uur uit het Groot Ziekengasthuis (GZG) in de binnenstad.[3]
Gangbaarheid
- Het woord ziekengasthuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Maarten Costerus“Na halve eeuw boeit zorg 71-jarige Van Breugel nog steeds” (20-05-2019), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “Patiënten naar nieuw Jeroen Bosch Ziekenhuis” (27-04-2011), Reformatorisch Dagblad
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.