zieke

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zieke    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzikə/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • zie·ke
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van ziek met het achtervoegsel -e
enkelvoud meervoud
naamwoord zieke zieken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deziekev/m

  1. iemand die ziek is
     `Van Sinterklaas tot Sintemaarten' is bestemd voor Nederland en Vlaanderen. Wij hopen van harte dat het boek, mede door de grote toewijding waarmee Otto Dicke het heeft geïllustreerd, met vreugde gebruikt zal worden. Niet alleen voor de jeugd, in gezin en school, maar ook door alleenstaanden en zieken. Kortom: allen die zich willen verdiepen in de 'feestelijke' kant van het leven.[1]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

zieke

  1. verbogen vorm van de stellende trap van ziek

Werkwoord

vervoeging van
zieken

zieke

  1. aanvoegende wijs van zieken

Gangbaarheid

  • Het woord zieke staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 7
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.