zieke
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zieke (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzikə / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- zie·ke
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zieke | zieken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de zieke v / m
- iemand die ziek is
- ▸ `Van Sinterklaas tot Sintemaarten' is bestemd voor Nederland en Vlaanderen. Wij hopen van harte dat het boek, mede door de grote toewijding waarmee Otto Dicke het heeft geïllustreerd, met vreugde gebruikt zal worden. Niet alleen voor de jeugd, in gezin en school, maar ook door alleenstaanden en zieken. Kortom: allen die zich willen verdiepen in de 'feestelijke' kant van het leven.[1]
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Vertalingen
Bijvoeglijk naamwoord
zieke
- verbogen vorm van de stellende trap van ziek
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zieken |
zieke
- aanvoegende wijs van zieken
Gangbaarheid
- Het woord zieke staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zieke" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 7
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.