zielig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zielig    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈziləx/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • zie·lig
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen zieligzieligerzieligst
verbogen zieligezieligerezieligste
partitief zieligszieligers-

Bijvoeglijk naamwoord

zielig

  1. compassie/medelijden oproepend
    • Zij maakte een zielige indruk. 
  2. (jongerentaal), (informeel) aanstellerig, belachelijk,  idioot bn 
    • Doe niet zo zielig, man! 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zielig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.