zielig
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zielig (hulp, bestand)
- IPA: / ˈziləx / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- zie·lig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zielig | zieliger | zieligst |
verbogen | zielige | zieligere | zieligste |
partitief | zieligs | zieligers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
zielig
- compassie/medelijden oproepend
- Zij maakte een zielige indruk.
- (jongerentaal), (informeel) aanstellerig, belachelijk, idioot bn
- Doe niet zo zielig, man!
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord zielig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zielig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ zielig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.