zitting

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zitting    (hulp, bestand)
  • IPA: /zɪtɪŋ/
Woordafbreking
  • zit·ting
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van zitten met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord zitting zittingen
verkleinwoord zittinkje zittinkjes

Zelfstandig naamwoord

dezittingv

  1. het gevoerde deel van een stoel waarop men zit
    • Deze zitting moet opnieuw gestoffeerd worden. 
  2. de tijd dat een raad of ander lichaam werkzaam bijeen is
    • De koningin opende de zitting van het parlement. 
  3. de duur van het als model poseren voor een kunstenaar of een fotograaf
    • Dit portret is in vier zittingen geschilderd. 
  4. ~ nemen in ergens toe toetreden
  5. Een afdichtvlak in een klep of kraan, klepzitting
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zitting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.