zoölogie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zoölogie    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zoö·lo·gie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘dierkunde’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1720 [1]
  • met het voorvoegsel zoö- met het achtervoegsel -logie
enkelvoud meervoud
naamwoord zoölogie -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dezoölogiev

  1. (wetenschap) de wetenschap die de dieren bestudeert
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zoölogie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.