zombie

Niet te verwarren met: zombi, Zombie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zombie    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzɔmbi/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • zom·bie
Woordherkomst en -opbouw
  • via het Amerikaans-Engels zombie vermoedelijk ontleend aan het Koongo zumbi "fetisj" of Kimbundu nzumbi "geest", in de betekenis van ‘opgestaan lijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1954 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord zombie zombies
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dezombiem

  1. (mythologie), (magie) door magie uit de dood teruggebracht persoon
    • Een zombie wordt vaak verondersteld de slaaf van degene te zijn die hem uit de dood heeft terugeroepen. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zombie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Italiaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈdzombi/, /ˈdzɔmbi/
Woordafbreking
  • zom·bie

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
zombie zombie

zombie m

  1. (mythologie), (magie) zombie
Schrijfwijzen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.