zomerhuis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zomerhuis    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzomərˌhœys/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈzo.mər.ˌhœʏ̯s/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈzo.mər.ˌhœːs/
Woordafbreking
  • zo·mer·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zomerhuis zomerhuizen
verkleinwoord zomerhuisje zomerhuisjes

Zelfstandig naamwoord

hetzomerhuiso

  1. huis om de zomer en de vakanties door te brengen
    • Zij denken erover een zomerhuisje te kopen in het zuiden. 
Opmerkingen
  • In het spraakgebruik is het verkleinwoord "zomerhuisje" de meer gangbare vorm.
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zomerhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.