zone

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zone    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzɔ:nə/ (2 lettergrepen); /ˈzo:nə/
Woordafbreking
  • zo·ne
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zone zones
zonen
verkleinwoord zonetje zonetjes

Zelfstandig naamwoord

dezonev/m

  1. bepaald gebied dat is afgebakend van aangrenzend gebied
    • De zone achter de auto was afgezet. 
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zone staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Anglo-Normandisch

Zelfstandig naamwoord

zone

  1. zone

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  zone (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /zoʊn/
enkelvoud meervoud
zone zones

Zelfstandig naamwoord

zone

  1. zone
  2. gebied

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  zone    (hulp, bestand)
  • IPA: /zon/
Woordherkomst en -opbouw
  • van Latijn zona [1]
  • [2] verwijzing naar de "zone non aedificandi", het ringvormige gebied rondom Parijs waar in de 19e eeuw een bouwverbod gold om het schootsveld van de vestingwerken open te houden[2]

Zelfstandig naamwoord

zone v

  1. zone
  2. (spreektaal) buitenwijk van een grote stad met meestal miserabele woonomstandigheden
    «C'est la zone, ton quartier.»
    Wat is die wijk van jou toch triest. [3]

Bijvoeglijk naamwoord

zone

  1. (spreektaal) miserabel, ellendig
    «J’ai troqué mon cuir un peu zone contre une paire de docksides.»
    Ik heb mijn nogal armzalig jack geruild tegen een paar bootschoenen. [3]
Afgeleide begrippen

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.