zwarthandelaar
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zwarthandelaar (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zwart·han·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zwart bn en handelaar zn [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwarthandelaar | zwarthandelaren zwarthandelaars |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de zwarthandelaar m
- iemand die door illegale handel enorme winsten maakt; handelaar die misbruik maakt van een situatie
- ▸ Allerlaatste kans: post op 1 of 3 juni voor de Ziggo Dome in de hoop op een zwarthandelaar die nog een redelijke prijs hanteert.[3]
- ▸ Maar wie geld inwisselde moest de herkomst van het geld aantonen. Zwart geld werd niet aangemeld waardoor de beruchte zwarthandelaren uit de oorlog in één klap hun winsten kwijt waren.[4]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord zwarthandelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ zwarthandelaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Suzanne Borgdorff“Tips en trucs: zo vergroot je kansen op kaartje voor Adele” (02-12-2015), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Lieftinck gaf in 1945 al voorbeeld met zijn ’tientje’” (04 mei 2019), De Telegraaf
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.