zwemmer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwemmer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwem·mer
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van zwemmen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord zwemmer zwemmers
verkleinwoord zwemmertje zwemmertjes

Zelfstandig naamwoord

dezwemmerv/m

  1. iemand die zwemt
     Op de drempel van het portaal leken ze net twee zwemmers die op het punt stonden een duik te nemen, en toen Leo opzijkeek, werd zijn aandacht getrokken door iets vlak boven haar hoofd.[1]
     ' 'Maar er is nog een mogelijkheid: die grote persoonlijkheden van jou waren misschien wel niets meer dan zwemmers in de rivier van de geschiedenis.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zwemmer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Amanda Block
    “De verloren verteller” (2021), The house of books, ISBN 9789044363647
  2. Liu Cixin
    “Het donkere woud” (2008), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645828
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.