нама

Servisch

enkelvoud meervoud
nom. / voc. ја̑ми̑
genitief ме̏не, мена̑с, нас
datief ме̏ни, мина̏ма, нам
accusatief ме̏не, мена̑с, нас
locatief ме̏нина̏ма
instrumentalis мно̑м, мно́мена̏ма
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈnâ.ma/
Woordafbreking
  • на·ма

Persoonlijk voornaamwoord

на̏ма

  1. aan/voor ons (datief van de eerste persoon meervoud)
  2. bij ons (locatief van de eerste persoon meervoud)
  3. met ons (instrumentalis van de eerste persoon meervoud)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.