Ankleide

Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈanklaɪ̯də/
Woordafbreking
  • An·klei·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Deverbatief van ankleiden

Zelfstandig naamwoord

Ankleide v

  1. (spreektaal) pashokje, paskamer
    «Es gab überhaupt keine Ankleiden in diesem Geschäft.»
    Er waren helemaal geen paskamers in deze winkel.
Verbuiging
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyperoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.