Anstreicher
Duits
Uitspraak
- IPA: /ˈanʃtʀaɪ̯çɐ/
Woordafbreking
- An·strei·cher
Woordherkomst en -opbouw
- Deverbatief van anstreichen.
Hitlerduits: Hitler wilde als kunstschilder niet worden vergeleken met een huisschilder. Voor Hitler aan de macht kwam heetten ook huisschilders Maler (Mal = schild of uithangbord).
Zelfstandig naamwoord
Anstreicher m
- (verouderend of regionaal, vooral Zuid-Duits en Oostenrijks) huisschilder, schilder
- «Ein Anstreicher hat die Aufgabe, Decken-, Wand- und Fassadenflächen mit Farbe zu bedecken.»
- Een huisschilder heeft de opdracht om plafond-, wand- en façade-oppervlakken met kleur te bedekken.
- «Ein Anstreicher hat die Aufgabe, Decken-, Wand- und Fassadenflächen mit Farbe zu bedecken.»
Verbuiging
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| nominatief | der Anstreicher | die Anstreicher |
| genitief | des Anstreichers | der Anstreicher |
| datief | dem Anstreicher | den Anstreichern |
| accusatief | den Anstreicher | die Anstreicher |
Synoniemen
- Maler, Lackierer; (verouderd) Tüncher, Weißbinder
Verwante begrippen
- Bühnenmaler, Dekorationsmaler, Verputzer
Antoniemen
- Dekorateur, Gipser, Raumausstatter, Restaurator, Stuckateur, Tapezierer
Hyperoniemen
- Berufsbezeichnung, Handwerker, Industriearbeiter
Afgeleide begrippen
- Anstreicherin
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.