Aswoensdag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  Aswoensdag    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaswunzdɑɣ/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • As·woens·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Aswoensdag (Aswoensdagen)
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deAswoensdagm

  1. (religie) (christendom) eerste dag van de veertig dagen durende vastentijd, en daarmee de eerste dag na carnaval
     Deze katholieke familie heeft net deelgenomen aan de dienst op Aswoensdag. In de kathedraal van Managua, Nicaragua, ontvingen ze een askruisje, ten teken dat de veertig dagen durende vastenperiode tot aan Pasen is aangebroken.[3]
     De gemeenteraadsverkiezingen van 2014, aanvankelijk gepland op woensdag 5 maart, gaan plaatshebben op woensdag 19 maart, zo bleek woensdag. Aswoensdag valt op 5 maart en dan moeten nogal wat mensen bijkomen van het carnaval.[4]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord Aswoensdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Aswoensdag op website: Etymologiebank.nl
  3. Weblink bron
    Anne van der Schoot
    “Dit zijn de indrukwekkendste foto’s van deze week” (29 februari 2020) op nrc.nl
  4. Weblink bron “Plasterk onderzoekt elektronisch stemmen” (6 maart 2013) op parool.nl
  5. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.