Bein

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Bein    (hulp, bestand)
  • Geluid:  Bein    (hulp, bestand)
  • IPA: /baɪ̯n/
Woordafbreking
  • Bein
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

Bein o

  1. (anatomie) been
    «Mein Bein schmerzt.»
    Mijn been doet zeer.
  2. (kleding) broekspijp
  3. poot van een meubelstuk
Verbuiging
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.